Berichten

Hoe word je een betere hardloper?

“Van training word je niet beter” is één van mijn uitspraken die leidt tot opgetrokken wenkbrauwen. Toch sta ik er volledig achter. Er zijn veel teveel hardlopers die zich alleen maar richten op zoveel mogelijk training en zich daarmee de blessures in trainen. Een goede training leidt tot supercompensatie.

Training + herstel = goud.

Als je naast je training geen aandacht geeft aan herstel gaan je prestaties niet omhoog. Zo simpel werkt het. Training leidt uiteindelijk tot supercompensatie. De grafiek hieronder laat dit zien.

 Supercompensatie

Fase 1: training.

Aan het begin van je training ben je het sterkst. Gaandeweg de training raak je vermoeid. Kortom, je prestatievermogen gaat omlaag. Aan het eind van de training heb je spieren uitgeput (krachttraining) of je hart-longsysteem belast en energievoorraden opgebruikt (duurtraining).

 

Fase 2: herstel of compensatie.

Na de training volgt een fase van herstel. De tijdsduur van dit herstel is afhankelijk van de inhoud van de training. Hoe meer spierschade je hebt opgelopen, hoe langer het herstel duurt. Korte, explosieve trainingen, zoals zware krachttraining geeft de langste hersteltijd. In de herstelfase wordt de vermoeidheid van de training gecompenseerd. Daarom heet deze fase ook wel de ‘compensatiefase’.

 

Fase 3: supercompensatie.

Het lichaam is erg intelligent. Het heeft een sterk zelfhelend vermogen. Daarnaast zal je lichaam het herstelde weefsel sterker maken dan dat het oorspronkelijk was.

Misschien heb je ooit een bot gebroken. Met rust groeit het bot meestal vanzelf weer aan elkaar. Daarnaast wordt er extra bot aangemaakt op de plek van de breuk. Daardoor breek je het bot niet nog eens op dezelfde plek.

Dit is ook wat er bij training gebeurt. Je verzwakt het lichaam en beschadigt weefsels op microniveau. Het lichaam compenseert deze schade in de herstelfase. Daarna doet het er nog een schepje bovenop en word je sterker dan voor de training.

Door in deze fase een nieuwe trainingsprikkel te geven herhaalt dit proces zich. Houd je dat gedurende langere periode vol dan zal je prestatievermogen stijgen. Je wordt sterker, fitter en sneller dan aan het begin van de trainingsperiode.

 

Fase 4: daling tot beginniveau.

Als een nieuwe trainingsprikkel uitblijft zal het prestatieniveau weer dalen naar het beginniveau. Het is dus belangrijk om regelmatig nieuwe trainingsprikkels toe te dienen.

5 tips voor het vergroten van je afstand

Als hardloper wil je grotere afstanden kunnen afleggen. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Hoe bouw je duurvermogen op zonder geblesseerd of overbelast te raken?

Het is niet eenvoudig om de stap te zetten van 5 naar 10 kilometer, of van 10 naar 21, of van 21 naar 42. Dat is steeds een verdubbeling van de afstand. Een grote fysieke en mentale uitdaging. Maar jij bent toch niet bang voor een beetje uitdaging?

Er zijn verschillende methodes om je duurvermogen te vergroten. Ik bespreek er hieronder vijf.

 

1.      Verlaag je tempo.

Bij het hardlopen verbrand je vetten en suikers. Je hebt een beperkte hoeveelheid energiesnelle suikers in je lichaam. Is deze voorraad op, dan kom je de man met de hamer tegen. Je schakelt dan over op vetverbranding. Die is een stuk langzamer dan suikerverbranding. Je tempo zakt dus enorm.

Daarnaast krijg je het mentaal ook enorm zwaar. Je voelt je sloom en gaat twijfelen aan jezelf. Niet tof!

De oplossing is simpel. Verlaag je tempo tot het niveau waarop je nog makkelijk een gesprek kunt voeren. Loop je met een hartslagmeter, loop dan in zone D1. Zo ben je zuinig op je suikervoorraad en haal je die afstand met gemak. Je kunt aan het einde altijd nog versnellen als je wat over hebt.

 

2.      Train maar 1x per week op je lange afstand.

Het is verstandig om je lange afstand loop te beperken tot één keer per week. Plan deze op een dag dat je ruim de tijd hebt, zodat je in een rustig tempo kunt lopen. Het weekend is er prima geschikt voor. Je overige trainingen, zoals ik hier heb beschreven, plan je gewoon om deze loop heen.

 

3.      Hak de afstand in stukken op.

Mentaal kun je enorm opzien tegen een lange afstand. Voor mijn eerste marathon heb ik maximaal 14 km getraind. Maar de marathon is nog steeds 3x zo ver als mijn langste training. Wie garandeert mij dat ik die afstand haal? Niemand.

Ik heb de marathon opgedeeld in 3 stukken van 14 kilometer. Na 14 kilometer startte ik weer op kilometer 0. Ik wist hoe ik die 14 kilometer moest lopen en was ervan overtuigd dat ik die kon uitlopen. Bij kilometer 28 herhaalde ik dit kunstje opnieuw. Dat hield mij mentaal fris.

Het is dus een prima idee om 21 kilometer op te delen in drie stukken van 7 kilometer.

 

4.      Neem tijdig gas terug.

De boog kan niet altijd gespannen zijn. Na een aantal weken hard trainen is het verstandig om een rustige trainingsweek in te plannen. Breng je afstanden met 30% naar beneden. Je prikkelt je lichaam daarmee genoeg om prestaties licht te verbeteren én je geeft ruimte aan een stukje extra herstel.

In de trainingsleer noemen we dit periodisering. De meeste toppers plannen iedere vier weken een rustweek.

 

5.      Schrijf je in voor een wedstrijd.

In een wedstrijd kun je net een beetje meer dan in training. Schrijf je dus samen met een loopmaatje in voor een wedstrijd. Maak een mooi trainingsschema en vertrouw op de goede afloop.

Ik heb wedstrijdvoorbereidingen gehad waarin alles in de soep liep. Door vertrouwen te houden stond ik er altijd als het nodig was. Weliswaar met een aangepaste doelstelling, maar ik heb de wedstrijden wel uitgelopen.

Hulp nodig bij het maken van een trainingsschema? Dat kan tijdens de workshop Bouw je Eigen Persoonlijke Trainingsschema.

Op welke hartslag moet ik trainen?

De hartslagmeter is een mooi hulpmiddel om intensiteit te meten. Zeker als je je persoonlijke hartslagzones kent. Anders is de hartslagmeter slechts een dure gadget.

Afgelopen week vroeg ik op Facebook: “Had jij al een auto voordat je kon rijden?”. Natuurlijk haal je eerst je rijbewijs voordat je een auto koopt. Maar de vergelijking tussen een auto en de hartslagmeter is treffend.

Wij hardlopers zijn eigenwijs. We kopen een dure hartslagmeter en weten niet hoe we ermee moeten werken. En dan train je dus te licht, of te zwaar. Beiden zorgen voor tegenvallende prestaties. Dus wil ik je uitleggen hoe het wél werkt en je aanmoedigen daarmee aan de slag te gaan.

 

Maximale hartslag = 220 – leeftijd.

Je hartslag kun je verdelen in zones. Afhankelijk van het doel van je training train je in een bepaalde hartslagzone.
Elk merk hartslagmeter en alle calculators op internet gaan uit van een standaardformule om zones te berekenen. Mijn tip: vergeet de standaardformule. En vergeet de maximale hartslag.

Je maximale hartslag zegt namelijk niets over het omslagpunt. Dat is de hartslag waarop je begint te verzuren. Daar wil je tijdens de wedstrijd onder blijven. Het omslagpunt ligt bij ongetrainde mensen op ongeveer 85% van de maximale hartslag. Bij getrainde mensen loopt deze op tot 93%. Dat scheelt al snel 15 hartslagen.

Uit eigen ervaring kan ik zeggen dat 15 slagen verschil heel veel is. Ik heb ooit een inspanningstest in het ziekenhuis laten afnemen. Die kostte me € 210,00. Na afloop kreeg ik mijn hartslagzones mee die ik vervolgens gebruikte om mee te trainen voor het mountainbiken. Ik trapte me op lichte trainingen helemaal het schompes. Met moeite haalde ik de hartslag waarop ik eenvoudig zou moeten kunnen fietsen.

Wat bleek, in het ziekenhuis hadden ze alleen mijn maximale hartslag getest. En op basis daarvan schatten ze mijn omslagpunt veel te hoog in. Dus heb ik maandenlang veel te zwaar getraind. In april begon het wedstrijdseizoen en was ik al opgebrand.

 

Inspanningstest.

Door een goede inspanningstest te doen kun je mijn valkuil voorkomen. Liefst voer je deze uit onder normale hardloopomstandigheden. Dus op de weg, in de buitenlucht. Een loopband in een warme ruimte geeft een vertekend beeld.

En na zo’n test krijg je je hartslagzones mee. Die komen overeen met je trainingsschema. Meestal spreken we van vier trainingszones: D1, D2, D3 en extensieve interval. Hieronder leg ik ze uit:
Hartslagmeter

Zo zie je dat iedere training zijn eigen hartslagzone heeft. De hartslagmeter is dus een heel handig hulpmiddel. Met een goed trainingsschema train je op de juiste hartslag en blijf je blessurevrij en word je topfit.

Hoe zou het voor je zijn om in een ochtend je hartslagzones te kennen én je eigen persoonlijke trainingsschema te bouwen?

Dat kan tijdens de workshop Bouw je Eigen Persoonlijke Trainingsschema.

Kledingadvies voor hardlopen in de winter

Yes, er wordt kou voorspeld! Eindelijk komt de winter los. Waar je in de zomer makkelijk je kledingkeuze maakt, is dat in de winter een stuk lastiger. Tijd voor kledingadvies. Wat trek je aan bij welke temperaturen?

 

Heb jij dat ook? Dat je voor je kledingkast staat, waar stiekem best veel hardloopkleding in ligt, en dat je dan geen keuze kunt maken? Kan ik bij deze temperatuur nog een korte broek aan? Lange mouwen of een jasje? Dat soort zaken.

 

Irritant hè?

 

Ik zal je wat kledingadvies geven waarmee je nooit meer te warm of te koud de deur uit gaat. Want ondanks dat iedereen persoonlijke voorkeuren heeft, kom je met dit algemene advies een heel eind.

 

Het drie lagen principe.

Laten we beginnen met het drie lagen principe. Tijdens het hardlopen wil je warm en droog blijven.

kledingadvies-drie-lagen-principe

Laag 1: Start bij lagere temperaturen altijd met een vochtregulerend ondershirt. Deze is van synthetisch materiaal, zodat zweet meteen naar de volgende laag wordt gestuurd. Katoen houdt vocht vast. Dan krijg je het dus ijskoud tijdens je training.

Er zijn zowel dunne ondershirts als thermo ondershirts te koop. Koop ze altijd strak om het lichaam.

 

Laag 2: Dit is de isolerende laag. Je raad het al. Afhankelijk van de temperatuur en je persoonlijke voorkeur wordt deze laag dikker of dunner. De tweede laag kan bestaan uit een shirt met lange mouwen, een fleecetrui of een dun hardloopjasje. Je kunt deze dingen ook combineren.

Denk in laagjes. Liever twee dunne shirts over elkaar dan één dikke trui. Zo kun je tijdens je training nog wat uittrekken als je het warm krijgt.

 

Laag 3: De water- en winddichte laag waarmee je je lichaam afsluit van de elementen. Harde wind en vocht, zowel van regen als van zweet, koelen het lichaam enorm af. Ook hierin is volop keus. Van lichte windjacks, tot softshell jasjes of zelfs gore-tex jassen. Persoonlijke voorkeur én budget bepalen vaak wat je aantrekt.

 

Vergeet je benen niet.

Bovenstaande geldt niet alleen voor het bovenlichaam. Ook je benen verdienen een drie lagen systeem. Veel vrouwen klagen over koude benen. Gek genoeg hoor ik mannen daar nooit over. Een wintertight is lekker warm. Deze heb je ook met een windstopper aan de voorkant. Je kunt ook een korte broek aantrekken over je tight om de wind tegen te houden.

 

Vuistregel voor hardlopen.

Bij je kledingkeuze kun je de volgende vuistregel gebruiken: tel 10 graden op bij de huidige temperatuur. En kleed je zoals je bij die temperatuur normaal gekleed gaat. Is het buiten 2 graden, kleed je dan alsof het 12 graden is.

 

Vervolgens stap je naar buiten. Voelt dat een beetje fris, dan zit je goed. Na de warming up voel je je heerlijk comfortabel. Kleed je je te warm, dan wordt je hoofd een fluitketel, niet charmant.

De warming up kun je eventueel binnen doen, als alternatief bij gure weersomstandigheden.

 

Kledingadvies in een tabel

Onderstaande tabel geeft wat houvast bij kledingkeuze en temperatuur.

Kledingadvies hardlopen winter temperaturen

Wat trek ik het liefst aan?

Zelf heb ik het eerder te warm dan te koud. Ik kleed me dus altijd iets te fris, zodat ik niet overhit raak. Hoewel ik een aardige collectie hardloopkleding heb kom ik toch steeds terug op enkele basisitems. Een ondershirt, een longsleeve, een dunne fleece met kleine rits, shorts en een wintertight. Daarmee combineer ik.

 

Je zult mij nagenoeg nooit zien trainen met een jas. Ik zweet snel en zelfs de meest ademende jasjes worden klam van binnen. Ik trek als buitenlaag wel vaak een dunne softshell aan om de wind en lichte regenbui tegen te houden.

Goede voornemens, dus jij wilt (meer) gaan hardlopen dit jaar?

En toen was het alweer 2017. Goede voornemens….. Een goed moment om stil te staan bij de doelen die je dit jaar wilt bereiken. En als (meer) hardlopen daarbij staat, heb ik wat tips voor je.

 

Goede voornemens, moet je daar eigenlijk wel aan beginnen. Ja! Maar dan wel op een verstandige manier. Want anders kun je ze beter meteen bij het grofvuil zetten.

 

Heel Holland Holt

Ik zie de eerste dagen van het jaar meer hardlopers op de weg. Super gaaf dat zoveel mensen het plezier van hardlopen ontdekken. Zelfs op feestjes wordt erover gesproken. Hardlopen is echt hot. En het wordt nog veel hotter met deze tips.

 

Tip 1. “Start before you are ready”.

Als jij net als ik bent, zoek je dingen graag vooraf goed uit. Je wilt investeren in goede schoenen. Je wilt weten wat je voor en na de training moet eten. Je wilt weten waar de mooiste routes liggen. Je wilt weten op welk tempo je moet lopen.

Voor je het weet zit je uren achtereen op hardloopsites te pluizen in details. En kom je dus niet meer van de bank af. Herkenbaar toch?

 

Als beginnende hardloper wil je momentum creëren. Maak de eerste stap dus zo klein mogelijk. Trek je schoenen aan, stap over de drempel, doe de deur op slot en ga. Het ideale moment komt nooit, dat maak je zelf.

 

Tip 2. Begin klein.

Hoe start je met hardlopen? Hoe bouw je verantwoord op? Ik raad iedereen aan om te lopen met schema’s. Of in ieder geval met een programma dat geleidelijk opbouwt én rekening houdt met jouw persoonlijke omstandigheden.

 

Veel beginnende hardlopers starten met de podcasts van Evy Gruyaert of Renate Wennemars. Zij hebben schema’s ingesproken en vertellen je precies wat je moet doen. Deze bouwen dus geleidelijk op, maar kennen ook een groot nadeel. Ze houden geen rekening met jouw persoonlijke omstandigheden.

 

Ze vertellen niets over de juiste techniek, het juiste tempo en hoe je na de training herstelt. Cruciale zaken om blessurevrij en met plezier te gaan hardlopen.

 

De investering in een coach betaalt zich in dat geval dubbel en dwars terug. Een goede coach vertelt jou dit soort zaken wel. Je hoeft niet meteen met personal training te beginnen. Een goede eerste stap is het downloaden van de Gratis Cursus Blessurevrij Hardlopen.

 

Tip 3. Stel een haalbaar doel.

Concreet betekent dit: schrijf je in voor een wedstrijd. Start before you are ready, weet je nog. Zoek in de hardloopkalender een leuke wedstrijd uit die ongeveer vier maanden vanaf nu start.

Als beginner is een loop van 5 kilometer een mooie uitdaging. Daarna kun je opbouwen naar 10 kilometer, een halve of zelfs een hele marathon. Zoek je de uitdaging liever in snelheid? Probeer dan eens een PR op de 10 kilometer te lopen.

Na het inschrijven ga je trainen. En ik blijf het zeggen, een goede coach is goud waard. Hij zorgt voor een persoonlijk trainingsschema zodat werk, vrienden, familie én hardlopen combineert. Met minder trainingsuren een betere hardloper worden, dat wil jij toch ook?

 

Tip 4. Geniet.

Ieder loopje, iedere training, iedere dag is weer anders. Hardlopen is meer dan kilometers en snelheid. In het begin is het buffelen. Maar na een paar weken begin je het plezier van het hardlopen te ervaren. En pas dan op, voor je het weet ben je verslaafd!

 

Ik ben benieuwd, wat worden jouw goede voornemens voor 2017? Neem contact op als je wilt weten wat ik als coach voor je kan betekenen.

 

P.S. De Rotterdam Marathon is al over 94 dagen. Als je nu begint met trainen sta je goed uitgerust aan de start en weet ik zeker dat je met je handen in de lucht finisht op de Coolcingel. Neem contact op.

Waarom het aantal kilometers dat je hardloopt niets zegt

Waarschijnlijk denk jij: “iemand die jaarlijks 2000 kilometers hardloopt zal wel een goede hardloper zijn toch?” Toch is dit een veelgemaakte denkfout.

 

Want het aantal kilometers zegt heel weinig over je kwaliteiten als hardloper. De inhoud van je training, dat is bepalend voor je resultaten.

 

In de trainingsleer kennen we trainingswetmatigheden. Dat zijn regels die je volgt om beter te worden. Een van die wetmatigheden is “specificiteit”. Je wordt beter in datgene dat je traint.

 

Je wordt beter omdat je lichaam zich aanpast aan de trainingsprikkel die jij het lichaam geeft. En hier gaan veel hardlopers de mist in. Ze denken dat ze als duursporter vooral veel kilometers moeten maken. Een hardnekkige mythe.

 

Trainingsvolume versus trainingsintensiteit.

Bij het maken van een trainingsschema zoek ik als trainer naar de balans tussen het aantal kilometers en het tempo waarmee je die kilometers loopt. Je trainingsvolume wordt gemeten aan de hand van het aantal kilometers. We meten de intensiteit met een hartslagmeter.

 

Veel hardlopers denken dat ze meer kilometers moeten maken om sneller te worden. Dat klopt niet. Want hoe langer de training, hoe lager de intensiteit is. Om meer kilometers te maken moet je het tempo laten zakken.

 

Nu nemen we de wet van de specificiteit erbij. Je wordt beter in datgene dat je traint. Met het maken van meer kilometers wordt je dus beter in het lopen van langzame kilometers.

 

Dit is precies de reden waarom de meeste marathonlopers langzamer worden. Ze vergeten hun snelle spiervezels te prikkelen en richten zich alleen maar op het vergroten van het aantal kilometers.

 

Snelle spiervezels versus langzame spiervezels.

Wil je een snellere hardloper worden, dan is de intensiteit waarop je traint doorslaggevend. Stop, naast voldoende kilometers, ook voldoende intensiteit in je schema. Intervaltraining, snelheidstraining of circuittraining mag niet in je schema ontbreken.

 

Ons lichaam heeft langzame en snelle spiervezels. Langzame spiervezels zorgen ervoor dat je lange inspanningen kunt leveren. Snelle spiervezels zorgen ervoor dat je intensief kunt bewegen. Beiden moeten in de training geprikkeld worden om in balans te blijven. Ook als je lange afstanden loopt.

 

In de praktijk.

Een (halve) marathonloper loopt liefst 4x per week. Met 2 trainingen op (halve) marathonhartslag leert het lichaam te functioneren op wedstrijdintensiteit. De intensieve training is weliswaar korter, maar de intensiteit ligt hoger, iets onder het tempo van een 10 kilometer wedstrijd. De vierde training is ‘vogels kijken’, rustig hardlopen zonder hartslagmeter.

 

Het resultaat van deze aanpak is dat je sneller wordt op (halve) marathonhartslag én korte afstanden. Toen ik zelf in voorbereiding was op mijn eerste marathon ging mijn eerste training van 12 km op marathonhartslag in 63 minuten. In mijn laatste training herhaalde ik deze training en liep ik hem in 53 minuten. Bij dezelfde hartslag ben ik dus veel sneller geworden.

 

Zo heb ik ook mijn PR op de 10 kilometer met 4,5 minuten aangescherpt in voorbereiding op diezelfde marathon.

 

Zo zie je maar, met de juiste aanpak word je in minder tijd een betere hardloper.

Neem contact met me op om te kijken hoe jouw ideale voorbereiding op het voorjaar eruit ziet.

Warming up in de winter, hoe doe je dat?

Vandaag start de winter. Het seizoen van kou. Maar ook van prachtige winterzon, van warme chocomel en opbouwen naar het nieuwe hardloopjaar. Heb jij ook zo’n hekel aan de eerste 10 minuten in de kou? BRRRR, niet te doen. Daarna is je lichaam warm. Dan kun je comfortabel hardlopen. Maar de warming up, hoe doe je die in de winter?

Er zijn helden die de kou ‘gewoon’ trotseren. Even doorbijten. Hoewel dat prima werkt is er een alternatief voor de warming up in de kou. Een indoor warming up. Ik zal je vertellen hoe een goede indoor warming up eruit ziet. Het ontbreekt ons in huis namelijk aan één ding, ruimte. Dus tenzij je een gang hebt van 50 meter lang moet je iets anders bedenken dan hardlopen.

 

Fasen van de warming up.

Eerst wat achtergrondinformatie. Een goede warming up kent een algemene en een specifieke warming up. In de algemene warming up warm je het lichaam op en breng je de doorbloeding goed op gang. Bij de specifieke warming up voer je voorbereidende oefeningen uit die de kern van je training ondersteunen.

 

In de buitenlucht bestaat de algemene warming up uit rustig hardlopen, aangevuld met een huppelpas en wat zijwaartse aansluitpassen. De hartslag loopt geleidelijk op, maar je bent nog lang niet buiten adem. Je sluit deze fase af met mobilisers. Dit zijn bewegingen waarmee je gewrichten losdraait. Zo zijn ze lekker soepel.

 

De inhoud van de specifieke warming up wordt bepaald door de kern van je training. Doe je een intensieve of explosieve training, dan moet je spierspanning wat hoger zijn. Dit gaat blessures tegen. Slappe spieren raken makkelijk beschadigd bij een intensieve training. In dat geval voer je wat kaatssprongen, loopsprongen, ankle jumps uit. Dat laatste is touwtje springen zonder touw.

 

Voor een duurtraining bestaat je specifieke warming up uit een paar techniekoefeningen. Deze worden vaak overgeslagen. Dat is bij een rustige duurtraining ook geen ramp.

 

De indoor warming up.

Als we al het hardlopen uit bovenstaande warming up halen, houden we niets meer over. Bij je indoor warming up heb je de volgende mogelijkheden voor algemene warming up:

  • Marcheren op de plaats.
  • Traplopen, eventueel sla je een trede over.
  • Spierversterkende oefeningen, zoals squats of lunges.
  • Core stability oefeningen, zoals plank variaties.
  • Of ga eerst stofzuigen en daarna hardlopen.

 

Zelf loop ik altijd een keer of acht de trap op en neer. Daarna doe ik 20 squats, 20 lunges (links en rechts afwisselen) en een minuutje planken. Ik sluit mijn algemene warming up af met mobilisers.

 

Voor een intensieve training vervolg je met een specifieke warming up. Daarbij voer je dezelfde oefeningen uit, maar dan wat explosiever:

  • Sprinten op de plaats.
  • Trap op
  • Krachtoefeningen: jump squats, jumping jacks, mountain climbers.
  • Oefeningen met een TRX of kettlebell.

 

Dit heeft als doel om het lichaam even extra op te warmen en de spierspanning te verhogen.

Is de training minder intensief dan sla ik de specifieke warming up over. Dan ga ik de deur uit en loop de eerste kilometer wat harder dan normaal voor extra doorbloeding. Tijdens die kilometer let ik extra op mijn techniek. Een goede middenvoetlanding, juiste pasfrequentie, dat soort zaken.

 

Zo’n indoor warming up duurt bij mij maximaal 10 minuten. Daarna ben ik warm en ready to go!

Hoe ziet jouw winter warming up er eigenlijk uit?

Hoe vaak moet ik trainen voor 10 kilometer hardlopen?

Hoe vaak moet ik trainen voor 10 kilometer hardlopen?

Als hardloper wil je optimaal getraind aan de start van je 10 kilometer wedstrijd staan. Te weinig training maakt de race onnodig zwaar. Te veel training vergroot het risico op blessures. Wanneer train je genoeg?

 

Simone stelde me deze vraag. Ze heeft door dat je slim moet trainen om beter te worden. Daarbij gaat het niet om het lopen van meer kilometers, maar om het afwisselen van afstand en intensiteit. Zodat trainen leuk én effectief blijft. Je wilt tenslotte ook tijd overhouden voor belangrijke zaken naast het hardlopen!

 

Maar naast afwisseling in training is er ook een optimaal aantal trainingen per week. Allereerst is het belangrijk om het volgende te onthouden: Je wordt niet beter van training, maar van herstel.

 

Supercompensatie.

In de trainingsleer kennen we een aantal wetten. Hanteer je die op de juiste manier, dan ga je resultaat boeken. Je wordt sterker, sneller en fitter.

Het komt erop neer dat je training en herstel afwisselt. En dat jij jezelf op het juiste moment een nieuwe trainingsprikkel geeft. Dat noemen we supercompensatie.

 

In onderstaande video leg ik het je uit:

 

Zo zie je dat training en herstel in vier fases verlopen.

  • Fase 1: training. Aan het eind van een training ben je vermoeid en kun je niet hetzelfde presteren als aan het begin van de training. Gevolg: het prestatievermogen daalt.
  • Fase 2: herstel. Na de training start het herstel. Je lichaam compenseert de toegebrachte vermoeidheid. In deze fase voel je vermoeidheid en spierpijn. Door rust te nemen of een hersteltraining te doen voel je dat je sterker, sneller en fitter wordt. Gevolg: het lichaam herstelt zichzelf.
  • Fase 3: Bij de volgende training wil je niet nog eens zoveel vermoeidheid en spierpijn hebben. Dus maakt het lichaam de beschadigde spieren sterker dan ze origineel waren. Gevolg: het prestatievermogen stijgt.
  • Fase 4: daling tot beginniveau. Voeg je geen nieuwe trainingsprikkel toe dan zal het prestatievermogen weer dalen. Gevolg: bij de volgende training heb je weer vermoeidheid en spierpijn.
supercompensatie

training en herstel bij hardlopen op elkaar laten aansluiten om prestatie te verbeteren

Nieuwe trainingsprikkel.

Als je dit principe goed hanteert zul je dus steeds in de derde fase, die van supercompensatie, een nieuwe trainingsprikkel geven. Je gaat dus weer trainen als je voldoende bent hersteld.

 

Nu vraag je je misschien af hoe lang het duurt voor je voldoende bent hersteld. Daar heb ik eerder een blog over geschreven. 

 

Wat betekent dit nou in de praktijk?

Het komt er dus op neer dat je voor een 10 kilometer hardloopwedstrijd liefst drie keer per week traint. Je wisselt hierbij een lange duurloop, een intensieve (interval) training en een rustige duurloop met elkaar af.

 

Natuurlijk kan niet iedereen drie keer per week trainen. Of misschien beoefen je naast het hardlopen nog een andere sport. In beide gevallen kun je dan toch die 10 kilometer wedstrijd lopen.

 

Kun je maar twee keer per week trainen doe dan twee duurlopen in de week. Accepteer hierbij dat je de nieuwe trainingsprikkel toedient aan het begin van fase vier, je prestatievermogen daalt alweer naar het beginniveau. Je uithoudingsvermogen verbetert wel iedere week een klein beetje.

Het volgende moet ik je wel zeggen; met drie keer trainen is de winst veel groter en geniet je meer van de wedstrijd.

 

Beoefen je naast het hardlopen ook nog een andere sport, dan kun je prima presteren op de 10 kilometer. Je zult dan één van de wekelijkse hardlooptrainingen moeten inwisselen. Is je andere sport een intensieve (kracht)training, wissel deze dan in met de intensieve hardlooptraining. Beoefen je de andere sport op een lage intensiteit, wissel deze dan in tegen de rustige duurloop.

 

Trainen voor de halve en hele marathon.

Train van voor een halve of hele marathon, dan plan je vier trainingen per week. De intensiteit van deze trainingen ligt wat lager dan die van een 10 kilometer. Je bent er dus wat sneller van hersteld. Daarnaast hebben de meeste lopers van een (halve) marathon meer trainingsjaren achter de rug. Ze zijn dus beter belastbaar.

 

Met vier trainingen in de week plan je twee lange duurtrainingen per week in. Zo stimuleer je je duurvermogen.

 

Kun je ook teveel trainen?

Maar wat als je nou iedere dag gaat trainen? Dan zul je merken dat je niet sterker, sneller en fitter wordt. In veel gevallen gaan deze endorfinejunkies zelfs slechter presteren. Dat is makkelijk te verklaren aan de hand van de supercompensatie.

Kijk in deze grafiek eens naar de rode lijn.

Overtraining

Doordat je te vroeg een nieuwe trainingsprikkel toedient ben je nog niet voldoende hersteld. Je duikt dus dieper de reserves in en je prestatievermogen neemt af. Doe je dat eenmalig, geen probleem. Op lange termijn neemt je prestatie af. Ook het risico op blessures wordt groter. In extreme gevallen raak je zelfs overtraind, de burn-out onder de sporters.

Welke trainingen kun je het beste afwisselen?

Ik ken hardlopers die iedere training hun PR proberen te verbreken. Stel je voor, je hebt een vaste route en probeert die steeds sneller te lopen. Dat lukt een tijdje, maar vroeg of laat loop je tegen je grenzen op. Je wordt niet meer sneller. En dat motiveert niet. Voor je het weet gooi je je hardloopschoenen in de hoek en raak je ze nooit meer aan. En dat wil je voorkomen.


Hoe houd je dan wel plezier in de trainingen?

Herinner jij je nog waarom je ooit bent gaan hardlopen? Wilde je fit worden? Op een laagdrempelige manier sporten? Kilo’s afvallen? Op je eigen moment kunnen sporten?
Wat het ook is, het is meestal een externe motivatie die je aan het hardlopen brengt.

En waren die eerste trainingen leuk? Soms wel, maar meestal niet. Dat kwam later, toen het hardlopen makkelijker ging. Een paar maanden nadat je je hijgend als een paard en gutsend van het zweet afvroeg waarom je dit ook alweer wilde. Toe kwam het plezier.

motivation-is-what-gets-you-started-habit-is-what-keeps-you-going

“Motivation is what you get started, habit is what you keeps going”.


Motivatie is dus je drijfveer geweest. Je hebt je eerste doel bereikt. Je eerste 5 kilometer gelopen of met de familieloop meegedaan. Deze succeservaring zorgt ervoor dat je enthousiast wordt en plezier krijgt in het hardlopen. Een gevaarlijk punt nadert, je bent verslaafd aan hardlopen…..

Dus schrijf je je in voor een volgende wedstrijd, je gaat meer en vaker trainen. 99% van de hardlopers gaat dan meer van hetzelfde doen, dus meer kilometers maken. En zo gebeurt het dat je iedere training hetzelfde rondje op hetzelfde tempo loopt. Een gevaarlijk punt nadert, het wordt saai.

Iedereen kent wel iemand die met hardlopen is begonnen en dit nu verschrikkelijk saai vindt. Misschien ben jij zelf zo iemand. Jammer, want met de juiste afwisseling van trainingsvormen blijft hardlopen wel leuk.

Maar wat moet je dan wel doen?

Simpel, je moet zorgen dat het afwisselend en leuk blijft. Door verschillende trainingsvormen af te wisselen.
Er zijn drie methodes om je duurvermogen te trainen. Elke methode heeft zijn eigen trainingsdoel en toepassing. Ik zal het je uitleggen.

De lange duurloop legt een basis voor je duurvermogen. Het is het fundament van de duursporter. Tijdens een lange duurloop train je je uithoudingsvermogen op lage intensiteit. Het tempo ligt in hartslagzone D1. Tijdens deze duurloop moet je nog een gesprek kunnen voeren. We noemen dit ook wel ‘vogels kijken’.
Getrainde hardlopers gebruiken de lange duurloop als hersteltraining na een wedstrijd.

De extensieve duurloop wordt gebruikt om efficiënt met je energievoorraden om te gaan. Hardlopers verbranden koolhydraten of vetten tijdens het hardlopen. De voorraad koolhydraten in het lichaam is beperkt, terwijl we een hele grote voorraad aan vetten hebben. Het is dus belangrijk dat je zo lang mogelijk kunt doen met je beperkte voorraad koolhydraten. Want als die op is kom je de man met de hamer tegen. Met een extensieve duurloop leer je om bij hogere intensiteit een groter percentage van de energie uit vetten te halen.
Het tempo van de extensieve duurloop ligt in hartslagzone D2. Het voeren van een gesprek wordt al wat lastiger, je kunt geen hele zinnen meer uitspreken. De meeste hardlopers lopen lekker comfortabel in dit tempo. Ook de marathon loop je op D2 tempo.

Met een intensieve duurloop train je je wedstrijdvermogen. Je houdt langere tijd je wedstrijdtempo vast, je kunt dit ook in blokken doen. Dus afwisselend 1 km op wedstrijdhartslag, 1 km op D2.
Je traint hiermee tempohardheid. Je duurvermogen wordt op hun maximale belastbaarheid getest. Natuurlijk zijn dit zware trainingen, maar je zult ze wel moeten doen om maximaal te kunnen presteren.
Het tempo van deze training ligt hoog in hartslagzone D3. Praten is niet meer mogelijk, je bent aan het zweten en hijgen. Dat ziet er niet charmant uit, maar maakt je wel een snellere loper.

Met deze drie duurtrainingen zorg je ervoor dat hardlopen leuk blijft én dat je veelzijdig traint. Precies wat je zou willen.

Nou heb je vast wel ooit van intervaltraining gehoord. Daar heb ik het nu niet over. Intervaltraining is een andere, wellicht effectievere, manier van het trainen van je duurvermogen. Ik wil je niet overspoelen met informatie, dus daarover informeer ik je een andere keer.


Toepassen van duurtraining.

Nu je weet welke vormen van duurtraining er zijn wordt het tijd dat je deze kunt toepassen. Ik ga hierbij uit van de ideale situatie voor de recreatieve sporter. Je hebt alle tijd om te trainen en kunt dit op ieder gewenst tijdstip doen. Dit is alleen bij topsporters het geval, dat weet ik. Maar ik doe even alsof jouw leven er ook zo uit ziet.

De meeste recreatieve hardlopers lopen drie keer per week hard in aanloop naar een wedstrijd. Ruim voldoende om goed voorbereid aan de start van een wedstrijd van 10-15 km te staan. Naast trainen moet er nog voldoende tijd over blijven voor herstel. Je plant dus nooit twee trainingsdagen achter elkaar in.
Ben je in training voor een halve of hele marathon, dan zijn vier trainingen per week aan te bevelen. Bij voorkeur is dit een extensieve duurloop.

De langste training, de lange duurloop, plan je in het weekend. Dan heb je daar tijd voor. Dus op zondag loop je een rustige ronde door de polder. Daags na het vogels kijken houd je rust.
Op dinsdag is het tijd voor de volgende training, de intensive intervaltraining. Kort maar krachtig hardlopen op wedstrijdintensiteit. Daarna plan je twee dagen hersteltijd in.
Op vrijdag loop je de extensieve duurtraining op tempo D2. Een rondje van zo’n 45 minuten. Op zaterdag is er weer een rustdag en zo ga je verder.

Bij vier trainingen in de week plan je de intensieve duurtraining op woensdag in. Op dinsdag komt dan de tweede extensieve duurtraining van de week te staan.

Niets doen op de rustdag of…..

Je wordt niet beter van training, maar van het herstel. Actieve rust zorgt voor het best mogelijke herstel. Je gaat dus niet op de bank hangen, maar blijft in beweging.

De beweegnorm voor volwassenen luidt: minimaal 30 minuten matig intensief bewegen op vijf, maar bij voorkeur alle dagen van de week.

Dus zorg dat je voldoende beweegt op rustdagen.
Matig intensief betekent dat je bijvoorbeeld op de fiets naar je werk gaat, je kunt gaan lunchwandelen, tuinieren en traplopen.

Je kunt op een rustdag ook een core stability training doen. Doe dat maximaal drie keer per week om overbelasting te voorkomen.

Dus drie keer per week hardlopen op verschillende tempo’s en afstanden zorgt ervoor dat het hardlopen leuk blijft en dat je goed getraind aan de start van je wedstrijd staat.

Hoe vaak moet ik een core stability training doen?

Hoe vaak moet ik een core stability training doen?

Een sterke core maakt je een snellere hardloper. En je voorkomt er een hoop blessures mee. De slimme hardloper voegt dus core stability training toe aan zijn looptrainingen. Maar hoe vaak doe je dat dan?

Dus een logische vraag is dan:

“hoe vaak moet ik core stability oefeningen uitvoeren?”

Mijn logische antwoord is dan:

“dat hangt er van af.”

Ik zal het je uitleggen.
Je word niet sterker van training, maar wel van training + herstel. Die combinatie geeft het lichaam de kans om de spierschade te herstellen. Deze spierschade, of spierpijn is geen ramp. Tijdens je de core stability training dwing je je rompspieren tot een forse inspanning. Daar moeten ze van herstellen.

Zodat jij sterker wordt en de volgende keer weer wat zwaarder kunt trainen.

Een betere vraag is dus:

“hoe lang duurt het voordat ik hersteld ben van een core stability training?”

En ook dat hangt van een aantal factoren af:
• Getraindheid.
• Stress.
• Voeding.
• Kwaliteit van slaap.
• Gewenning.

Laten we het niet moeilijker maken dan het is.


We nemen een gemiddelde hardloper, misschien herken je jezelf er in. Je traint 3x per week en wil wat aan core stability training gaan doen. Je schrijft je in voor de gratis cursus Blessurevrij Hardlopen en krijgt 3 core stability trainingen op video.

Je gaat aan de slag met de eerste video. De oefeningen zijn op zich prima uit te voeren. Na 4 rondes van 4 oefeningen merk je dat je spieren vermoeid raken en staakt de training. Voldaan stap je onder de douche. Prima getraind!

De dag erop sta je op en merkt dat je spierpijn hebt in je buikspieren. Trots denk je terug aan de effectieve core stability training. Het is duidelijk dat je flink wat spieren aan het werk hebt gezet en dat je hiervan moet herstellen. Je besluit vandaag geen core stability training te doen.

Dat is een goede keuze. Spierpijn is een teken dat spierschade hersteld moet worden. Dus een nieuwe training is af te raden. Het trainen van vermoeide spieren leidt alleen maar tot meer spierschade en een grotere hersteltijd. Daar word je zeker geen betere hardloper van.

Dus spierpijn is een goede indicatie van herstel. Bij spierpijn kun je een lichte hersteltraining doen. Wandelen, fietsen, tuinieren, etc. Of je neemt een extra dag rust. Is de spierpijn weg, dan kun je weer trainen.

Spierpijn duurt doorgaans zo’n 48-72 uur. Daarna is het weefsel hersteld en kan een nieuwe trainingsprikkel worden toegediend. Een tijdje terug heb ik een blog geschreven over spierpijn en herstel genaamd “is spierpijn slecht?”

Dit brengt ons terug op de vraag van Chris.


De gemiddelde hardloper zal de eerste weken wat langer nodig hebben om van de core stability trainingen te herstellen. Dan is het dus voldoende om twee keer per week je core te trainen. Na een paar weken merk je dat je sneller herstelt van de inspanning en kun je de frequentie opvoeren naar drie keer per week.

Ik raad je overigens af om dagelijks een core stability training te doen. Gevorderde sporters kunnen de belasting van de training wel aan, maar de trainingsprikkel is te laag om van een training te spreken. Kortom, het voelt wel lekker, maar je wordt er geen betere hardloper door. Tegen die tijd is het raadzaam om aan functionele krachttraining te gaan doen. Hoe dat werkt leg ik je een andere keer uit.